Heel vroeger, in de oude tijden, toen mens en dier samen nog nauw met de natuur verbonden waren, was het altijd óf zomer, óf winter. Van een lente of een herfst had nog niemand gehoord.
De mens was vroeger zo nauw verbonden met de natuur dat zij regelmatig praatten tegen bomen, planten en ja, ook tegen de dieren. Je weet wel, zoals Nana dit nu ook nog af en toe doet. Dit verhaal komt uit de tijd dat het heel gewoon was dat de mens nog tegen de natuur praatte, maar het was maar een enkeling gegeven om nog te kunnen horen wat de natuur terug zei.
Jazilla was een meisje uit die tijd. Zij hoorde ook wat de bomen tegen haar zeiden, maar alleen als ze heel goed luisterde. Iedereen zei dat dat niet kon, dat ze zelf alleen het ruisen in de bladeren en de takken hoorden, maar Jazilla wist zeker dat ze kon horen wat de bomen zeiden. Oh, wat konden die bomen mooi vertellen, wat zij allemaal wel niet gezien en meegemaakt hadden. Niemand wist hoe machtig oud sommige bomen wel niet waren!
Zo kwam het dat Jazilla op een dag met haar rug tegen een boom aan zat, een zomers briesje fluisterde door de takken en de bomen hadden het over de aanstaande winter.
Het kon niet veel dagen meer duren. Maar oh, wat was het toch koud in de winter. Het zou vast weer gaan sneeuwen en die sneeuw blijft altijd zo liggen op je blaadjes. Je takken worden er zo zwaar van. Eén boom vertelde zelfs dat hij lang geleden wel eens takken was kwijt geraakt door het gewicht van de sneeuw, ze braken zo van hem af, wat een pijn had dat gedaan.
“Als wij mensen het koud krijgen trekken wij altijd meer kleren aan en zomers, als het warm wordt, trekken wij dit weer uit.” Zei Jazilla.
De boom voelde wat ze zei doordat ze met haar rug tegen de boom aan zat en hij kon het trillen van haar stem door zijn bast heen voelen. Bomen hebben natuurlijk geen oren, dus gewoon horen doen ze niets. Ze praten op de wind en hun lange wortels trillen tot diep in de aarde, waar ze elkaar naadloos aanvoelen. Ze zat nu met haar rug tegen een sterke eik met diepe wortels.
De eik vond het een bijzonder idee, als het koud is jezelf bedekken en als het warm is jezelf ontkleden.
“Maar als het warm is, dan moet je genieten van de warmte en de zon. Je moet er zo veel mogelijk van opvangen. Door je te ontkleden lukt dat toch niet? En als het koud en nat is, dan word je kleding zwaar en vochtig. Hoe kunnen jullie dat nu fijn vinden?” Fluisterde de eik op de wind.
Daar moest Jazilla even over nadenken. Voor de eik was het logisch wat hij zei. Zij kon het dan wel niet met hem eens zijn, maar wie was zij om de levenswijze van de eik in twijfel te trekken.
Opeens kwam er bij Jazilla een idee op, alsof het haar ingegeven was! “Maar als jullie dat dan andersom doen? s’Winters laten jullie je bladeren vallen alsof het lastige kleding is en zomers groei je mooie nieuwe verse bladeren om zo veel mogelijk zon te vangen.”
Als de eik wenkbrauwen had gehad om op te trekken had hij nu heel verbaasd gekeken. In al zijn jaren had hij nog nooit van zo iets gehoord. Oke, je verloor nu eenmaal wel eens een blaadje op de wind, maar om ze zo los te laten. Dan sta je daar met je takken bloot! Ongehoord!
Maar blijkbaar had hij nogal luid gedacht, want een jong berkje voelde wat de oude eik dacht. Zo jong als het berkje was, waren zijn gedachten, net als zijn stam, een stuk buigzamer. Wat was nu echt erger, een hele winter kreunend en piepend doorkomen, of lekker vrij en los in de wind, regen en sneeuw te staan?
Vergeef mij de uitdrukking, maar de gedachte ging als een lopend vuur door het hele bos. De oudere bomen bleven er moeite mee houden en de dennen, met al hun miljoenen naalden, zagen er al helemaal geen heil in. Maar de meeste bomen die waren wel nieuwsgierig.
Er gingen nog wat dagen voorbij en de mensen met wie Jazilla samen woonde merkten dat het bos heel erg onrustig werd. De wind leek harder door de bladeren te waaien en de bomen leken zowaar wel te verkleuren!
Jazilla had als eerste door wat er gebeurde en voorspelde aan iedereen dat de bomen binnen de kortste keren helemaal kaal zouden zijn, maar dat dat niet erg was.
Iedereen verklaarde haar voor gek. Dat het bos nu een beetje in de war was betekende niet dat er zoiets rampzalig zou gebeuren als dat alle bomen dood zouden gaan!
Maar binnen een paar weken werd het duidelijk dat soort voor soort de meeste bomen hun bladeren lieten vallen. Het zag er zo eng uit, de mensen hadden nog nooit een bos vol bomen gezien waar geen blad aan hing.
Argwanend werd er naar Jazilla gekeken. Zij had dit voorzien, maar ze had ook gezegd dat het niet erg zou zijn. Zou dat waar zijn, of had zij dit veroorzaakt?
De sneeuw viel en de grond bevroor. In zulke koude grond was het altijd extra moeilijk om de bomen te horen. Jazilla deed haar best, maar hoorde slechts vaag gefluister. Er was geen gepiep, geen gekreun zoals in andere jaren. Het bos leek wel te slapen, net als de beer en heel veel andere dieren die nu een winterslaap deden.
De winter duurde maar voort, er leek geen einde aan te komen. De sneeuw bleef liggen, de meren bleven bevroren. Net als elk jaar hadden Jazilla en haar mensen zich goed voorbereid en een winter voorraad aan vlees, zaden, granen en vruchten aangelegd. Maar het begon nu wel op te raken en de winter bleef maar aanhouden. Zouden de bomen wel weer op tijd wakker worden, bladeren laten groeien, weer zaden en vruchten gaan dragen? Jazilla maakte zich ook zorgen.
Toen de dagen weer langer begonnen te worden zat ze op een late middag in de ondergaande zon weer tegen de eik.
Opeens leek het wel alsof de eik zich in gedachten uitrekte en met een zachte lange kraak die door zijn wortels, stam en takken vibreerde weer wakker werd.
“OH, wat heb ik lekker geslapen!” Kreunde de eik.
“Eik, wat ben ik blij dat je weer wakker bent. We waren zo bang dat het niet goed was dat jullie je bladeren hadden laten vallen” snikte Jazilla. Ze was overkomen door emoties toen ze de boom weer kon horen praten.
“Lief mensenkind, wij bomen doorstaan stormen, overstromingen, sneeuw, ijs en zelfs grote branden. Als wij onze kleding uit trekken, waarom zou dat dan erger zijn dan wanneer jullie je kleding uit trekken?” De boom leek te grinniken bij dat idee. “Maar doe dat maar niet hoor, jullie zien er zo gek uit zonder je bladeren.“
Jazilla moest hier zo hard om lachen, de tranen liepen over haar wangen. Ze liet haar hoofd achterover leunen en zag in het gouden licht van de namiddag dat de eik vol zat met kleine groene knoppen.
“Wat mooi ben je nu eik!” zuchtte ze.
“Wij voelen ons zo heerlijk fris en uitgerust. Nu kunnen we rustig wakker worden en ons voorbereiden op een heerlijke zomer. Ik ga zulke mooie nieuwe verse bladeren aantrekken, het wordt prachtig!“
De eik kreeg gelijk. Een voor een trokken de bomen een nieuw bladerdek aan. De zomer was nog nooit zo mooi geweest en op het einde van de zomer ontdeden de bomen zich weer rustig van hun bladerdek.
Zo kwam het dat een mensenkind de bomen op het idee van een herfst en een lente bracht. En zo is het altijd gebleven.